22 juni 2014
|
Door:
Renske
Aantal keer bekeken
351
Aantal reacties
Vellore,
India
a
A
1.
Dag lieve aapjes van me,
Ik kwam er achter dat mijn blog van vier jaar geleden nog ergens in de krochten van het internet rondzwierf, en welk moment beter om dit weer op te pakken dan nu. Ik zit momenteel in India voor een 10 weken durend co-schap Community Medicine. Ik zal jullie niet tot vervelens toe dood gooien met gedetailleerde verslagen over alle activiteiten die we hier ondernemen, alle mensen die ik hier ontmoet, al het eten wat ik hier eet of hoe vaak ik verbrand. Wel wil ik graag vertellen over het leven in India, de bijzondere momenten, de dingen die me raken of juist van m’n stuk brengen. Want om maar even een open deur in te trappen: het leven is hier echt heel anders dan in Nederland.
De afgelopen twee weken heb ik door gebracht in het CHAD hospital, Community Health and Development. De CHAD is in 1902 opgezet met als doel zorg te brengen naar de patiënten die zelf te arm zijn om zorg op te zoeken. Op dit moment omvat de CHAD patiënten uit 88 grotere en 120 kleinere dorpjes in de heuvels in en om Vellore. Een deel van de patiënten is in staat om naar het ziekenhuis te komen; het overgrote deel echter maakt gebruik van de mobile clinic die dagelijks de dorpen in trekt. In eerste instantie was de CHAD met name bedoeld voor zwangere vrouwen, neonaten en zuigelingen. Door de jaren heen is dit steeds verder uitgebreid en veel chronische ziekten zoals diabetes worden nu ook door de CHAD behandeld. Bij het vermoeden op uitgebreider of ernstiger lijden worden de patiënten doorgestuurd naar het ziekenhuis, waar ze tegen lagere prijs het hele diagnostische en behandeltraject in kunnen gaan.
Afgelopen maandag keek ik mee bij de OPD, de Outpatient Department. Ik had op goed geluk een dokter uitgekozen om te volgen; een jonge Indiase vrouw met een mintkleurige kurta, een traditioneel Indiaas jurkachtig geval met bijpassende legging of wijde broek. Op mijn vraag of ik vandaag met haar mee mag kijken wiegelt ze op die typische Indiase manier met haar hoofd en glimlacht breed. Dat hoofdgewiegel heeft met name in de eerste paar dagen voor veel verwarring gezorgd: als Indiërs ja zeggen, het met elkaar eens zijn of geboeid luisteren gaat dit altijd gepaard met een heen en weer gewiebel van het hoofd. Sommige Indiërs wiegelen hun hoofd zo driftig dat ze eigenlijk vooral mentaal geretardeerd lijken, anderen doen het iets subtieler, maar vrijwel altijd gaat dit samen met een gelukzalige, grote glimlach. De eerste paar dagen vond ik dit uiterst verwarrend: het lijkt of ze nee schudden, maar dan wel op een hele blije en uiterst beleefde manier. Inmiddels ben ik er achter gekomen dat het gewiegel meerdere dingen kan betekenen, maar het is zeker niet het nee schudden dat wij met ons hoofd doen.
De OPD dokter, ik geloof dat ze Nancy heet, is bezig met haar specialisatie Community Medicine. Over een jaar is ze klaar. Net als alle Indiërs praat ze Engels met een zwaar Indisch accent dat maar moeilijk te volgen is, maar gelukkig vindt ze het niet erg om constant voor mij te vertalen en legt ze veel uit. De eerste patiënt die we zien is een oudere vrouw met hoestklachten, daarna komt er een premature baby voor controle, daarna weer een oudere vrouw met pijn op de borst. De OPD ruimte bestaat uit een stuk of 12 bureaus met computers waar de dokters aan zitten. Ze zien allemaal tegelijk hun patiënten, die op een krukje aan het einde van het bureau naast de dokter plaats kunnen nemen. Ik zit tussen Nancy en de patiënt in, zo dicht op beiden dat ik met mijn knieën zowel dokter als patiënt aan kan raken. De patiënten ratelen allemaal een eind weg in het Tamil, af en toe onderbroken door Nancy. Ik vind het niet heel erg dat ik niet kan volgen wat ze zeggen: deze Indische mensen komen op mij zo exotisch, zo anders over dat ik het al heel interessant vind om ze alleen te observeren.
De volgende patiënt die binnenkomt is een 30-jarige vrouw. Ze heeft een vrij grof gezicht, en draagt een roestbruine sari met een zwarte opdruk van bladeren. Haar oren zitten vol met goud en om haar armen bungelen een stuk of twintig armbanden; op haar voorhoofd prijkt een kleine donkerrode stip. Als ze gaat zitten kijken haar grote donkere ogen mij achterdochtig aan, zoals vrijwel alle patiënten in het begin naar me kijken. Ik schenk haar mijn grootste glimlach en geef mijn beste imitatie van de hoofdwiegel. Een glimlach breekt door op haar gezicht en ze wiegelt blij terug. Dan richt ze haar blik op Nancy en begint een verhaal af te steken in het Tamil. Nancy stelt haar een aantal vragen. Eerder heeft Nancy me uitgelegd dat bij elke vrouw die binnenkomt een aantal standaard vragen worden gesteld: ben je getrouwd, zo ja, hoe oud was je toen je trouwde? Hoe oud is je man? Heb je kinderen, zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet? Het gedeelte van India waar we in zitten is heel conservatief en traditioneel. Vooral bij de arme bevolking is de taak van de vrouw nog altijd om zo vroeg mogelijk te trouwen, zo veel mogelijk kinderen te baren en het huishouden te bestieren. Als een vrouw bij de CHAD komt en niet getrouwd is of geen kinderen heeft, duidt dit er al op dat er iets aan de hand is.
De vrouw houdt een heel relaas waar ik niks van kan verstaan. Ik zie Nancy naar voren buigen – haar hoofd is nu slechts enkele centimeters van dat van haar patiënt verwijdert – en zacht maar indringend tegen haar praten. Opeens barst de vrouw in tranen uit. Ik kan er niks aan doen, ik schrik en schuif in een reflex naar achteren. In Nederland heb ik wel vaker patiënten gehad die in huilen uit barsten – nooit gemakkelijk, maar daar kan je ze wel een glaasje water en een tissue aanbieden en een troostende hand op een schouder leggen. Maar hier? Ik weet niet wat ik moet doen, wat hier in India gebruikelijk is, wat wel of niet kan. Ik weet niet eens waar dit intense verdriet vandaan komt. Nancy blijft op dezelfde toon tegen haar praten en de vrouw buigt zich verder naar haar toe om geen woord te missen. Uiteindelijk wiegelt de vrouw met haar hoofd, zonder glimlach dit keer, droogt haar tranen en staat op.
Als ze wegloopt kijkt ik Nancy vragend aan. Wat wás dat? Nancy zucht droevig en legt het me uit. Op haar negentiende is onze patiënt uitgehuwelijkt aan een twintig jaar oudere man. Waar ze in het begin dacht een goede Indiase vrouw te worden met een gelukkig huwelijk, bleek al snel dat haar man alcoholist was. Hij is al jaren werkloos en zij is degene die de kost verdient; echter al het geld dat ze binnen haalt wordt meteen opgezopen door haar man. Elf jaar lang wil ze al heel graag een kindje, maar ze is nooit zwanger geworden en altijd is ze bang geweest dat er lichamelijk iets heel erg mis met haar is. Ze heeft hier nooit hulp voor durven zoeken uit schaamte voor haar situatie, en ook omdat ze bang was dat ze haar kind geen veilig milieu zou kunnen bieden om in op te groeien. Initieel kwam ze dan ook met klachten van pijn op de borst, maar door Nancy’s vragen kwam al snel het hele verhaal boven water. Toen Nancy haar vertelde dat er waarschijnlijk geen sprake was van onvruchtbaarheid, maar dat haar man simpelweg al zijn spermacellen dood zuipt, barstte ze in tranen uit.
Ik schud verwoed mijn hoofd en weet niet goed wat ik tegen Nancy moet zeggen. Ik ben net getuige geweest van een vrouw die al haar toekomstdromen in rook op zag gaan en zich langzaam realiseerde dat haar hele miserabele leven nooit beter gaat worden dan dat het nu is.
En zo zijn er tal van verhalen. Verpleegsters vertellen ons over heimelijke vriendjes en liefdes van hun leven, terwijl ze binnen een maand uitgehuwelijkt worden aan iemand die ze nog nooit gezien hebben. Patiënten kunnen behandelingen niet betalen, ondanks de verlaagde kosten, en lopen twee jaar rond met een gebroken femur. Vrouwen verzwijgen complicaties bij zwangerschappen omdat de druk om kinderen te krijgen vanuit de omgeving zo hoog is, met als gevolg zowel maternale als perinatale sterfte. Het zijn verhalen die we allemaal wel eens gehoord hebben, maar hier in India worden ze verwezenlijkt door mensen die we echt ontmoeten, die met ons praten en tegen ons glimlachen en met hun hoofd naar ons wiegelen. Dat maakt het allemaal zoveel tastbaarder en intenser. Elk persoon die de tijd neemt om ons zijn verhaal te vertellen, maakt weer indruk.
Ondanks al die droevige verhalen en al die patiënten die steeds weer mijn hart breken, bevalt India heel erg goed. Ik kan alle Medusianen met grote opluchting vertellen dat Indiërs in ieder geval niet stinken ;) Ze zijn ook niet opdringerig of handtastelijk, alhoewel ze wel graag staren naar kleine blonde meisjes. Verder krijgen we vanuit het hostel gewoon wc-papier en de stroom is nog maar drie keer uitgevallen in twee weken. Dus jullie horen het al, het gaat helemaal goed komen met mij de komende twee maanden.
Heel veel liefs uit een veel te warm Vellore,
Renske